Assani behoort tot de Banyamulengegemeenschap en groeit op als halfwees in de hoogvlakten van Oost-Congo. Zijn moeder beschermt hem tegen zijn autoritaire ooms en als jonge man wil hij eigenlijk niets liever dan zijn studies geografie afwerken. Maar hij wordt gegrepen door de geschiedenis van de Grote Meren. In de aanloop van de Rwandese genocide confronteren Hutu- extremisten hem met zijn Tutsi-afkomst en bijna onvermijdelijk raakt hij betrokken bij de recente conflicten in Congo. Hij vecht aan de zijde van Laurent-Désiré Kabila tegen Mobutu, wordt daarna wegens zijn etnie uit Kinshasa verjaagt om uiteindelijk tegen zijn zin aangesteld te worden als rebellencommandant in Oost-Congo. Na de Congolese oorlog belandt hij opnieuw in Kinshasa, deze keer als generaal in het herenigd Congolese regeringsleger.
> http://www.radiookapi.net/
Website van de felbeluisterde 'radio van de vrede'. Onder meer gesponsord door de VN.
> http://www.monuc.org/
Officiële website van de VN-vredesmacht in Congo.
> http://www.congoforum.be/
Belgische website met persartikelen over Congo uit Belgische en internationale media.
> http://www.lepotentiel.com/
Een van de betere Congolese kranten.
> http://www.rfi.fr/index.asp
De Franse wereldomroep met veel aandacht voor Afrikaanse berichtgeving.
> http://www/bbc.co.uk
De Britse wereldomroep met een aparte sectie voor Afrika.
Lieve Joris
Het uur van de rebellen
Augustus, Amsterdam, 288 p., 18,90 euro.
> De Limburgse Lieve Joris studeerde journalistiek in Utrecht en was jarenlang redacteur bij De Haagse Post.
> Ze is een verwoed reizigster en in 1986 publiceert ze haar eerste reisverslag. De Golf is het relaas van een vrouw die door de hyperconservatieve Golfstaten reist.
> Reist niet enkel in de Arabische wereld maar ook in Afrika. Wordt in Congo/Zaïre gezogen, het land waarover ze drie boeken schrijft: Terug naar Congo (1987), Dans van de luipaard (2001) en Het uur van de rebellen (2006).
> Succesformule: mix van journalistiek en literaire stijl.
Lieve Joris reist in het voetspoor van een Congolees rebellenleider
Wie is commandant Assani? Hij is het hoofdpersonage van Het uur van de rebellen, het nieuwe Congoboek van Lieve Joris. Assani behoort tot de Banyamulenge, een gemeenschap die in de hoogvlakten van Oost-Congo woont en oorspronkelijk afkomstig is uit Rwanda en Burundi. De rest van Congo beschouwt hen als Rwandese Tutsi's. Voor de Rwandezen zijn de Banyamulenge dan weer Congolezen die op tijd en stond ingeschakeld kunnen worden om voor rekening van Kigali oorlog te voeren of grondstoffen te plunderen. Assani behoort met andere woorden tot een groep die overal en nergens thuishoort en door de andere kampen wordt verwenst. Wanneer in 1998 de oorlog tussen Congo en Rwanda uitbreekt, raken de Banyamulenge geplet tussen twee landen. Ook Assani - die eigenlijk niets liever wil dan geografie studeren - wordt meegezogen in de neerwaartse beweging. Hij komt aan het hoofd te staan van de militaire operaties in de rebellenhoofdstad Goma. Zodra de oorlog voorbij is, belandt Assani in het gevaarlijke en wantrouwige Kinshasa: als generaal van het eengemaakte Congolese leger. Het personage is geïnspireerd op een bestaande persoon, maar Lieve Joris springt discreet om met Assani's ware identiteit.
Wij nemen aan dat u de echte Assani op deze manier zoveel mogelijk wilt beschermen?
"Dat ook, maar er zijn nog andere redenen. Het personage uit mijn boek valt niet helemaal samen met de realiteit. Ten eerste omdat het onmogelijk is om zomaar in iemands hoofd te kruipen, zeker niet als het om een ingewikkelde Afrikaan gaat. Maar daarnaast is Assani een gecomponeerd personage. Een deel van mijn portret is inderdaad gebaseerd op een rebellencommandant, maar ik stopte er ook elementen in van andere levende personen: iets wat ik gehoord had van een Rwandese militair, een anekdote van een Burundese filmmaker, ontmoetingen tussen personen die ik in het boek heb uitgewerkt tot lange telefoongesprekken. Om de informatie naar boven te halen, ging ik als een journalist te werk. Niets is bedacht. Maar de manier waarop ik het verhaal heb uitgeschreven, is een constructie. Het is wat de Amerikanen faction noemen: een combinatie van fact en fiction. Dat was voor mij de beste manier om naar de diepte van Congo te gaan. Op een bepaald moment heb ik een groep mensen gevolgd van wie ik dacht: als ik hen begrijp, zal ik iets begrijpen van wat er zich hier achter de coulissen afspeelt. Het is trouwens niet eenvoudig om mensen als Assani te volgen. Ze zaten op de roetsjbaan van de recente Congolese geschiedenis. Die mensen waren oorlog aan het voeren. Die stierven. Die verdwenen. Bovendien wist ik dat hoe dichter ik op de huid van mijn bronnen kroop, hoe meer risico ik liep om zelf een kogel door m'n kop te krijgen. Maar Assani bracht me wel naar de rafelkant van Congo. De extreme realiteit van een oorlog. De haat tussen etnieën. Het moorden. Zo kreeg ik nieuwe antwoorden op oude vragen. Waarom is iemand als Assani niet bang om te vechten, vroeg ik me af. Wat is de drijfveer van die mensen? Een deel van het antwoord kreeg ik tijdens een bezoek aan Assani's geboortestreek: de hoogplateaus van Zuid-Kivu. Toen ik daar was kon ik me voorstellen hoe hij als jongetje van elf met een geweer op de schouders tussen de koeien had gelopen. Zijn dieren moesten koste wat het kost beschermd worden tegen de rebellen die zich toen in die regionen ophielden, want ze vertegenwoordigden zijn toekomst en de welvaart van zijn familie."
Toch blijft Assani een extreem personage: een oorlogsmisdadiger die zich laat omringen door kindsoldaten. Iemand van wie Human Rights Watch zou wensen dat hij zo snel mogelijk naar het Internationaal Strafhof in Den Haag wordt overgevlogen.
"Hij heeft inderdaad dingen gedaan waarmee je in één leven niet in het reine komt. Maar zo lopen ze bij de vleet rond in Congo. Ik heb me regelmatig afgevraagd: zullen die mensen ooit berecht worden? Want zulke krijgsheren zitten momenteel wel aan de top van de politiek en het leger. Tegelijkertijd is Assani iemand die verder moet leven met het idee dat hij mensen heeft omgebracht of laten ombrengen. Zo'n man heeft ook een deel van zichzelf gedood. Hij lijkt normaal, maar stukken van Assani zijn afgestorven. Dat was natuurlijk ook het moeilijke bij het schrijven van dit boek. Dat ik nog nooit zo dicht bij dit soort dilemma's heb gestaan. Heel bewust wilde ik geen oordeel vellen over Assani. Ik deed iets wat ik nooit eerder gedaan had: aan de kant van de dader gaan staan, die zichzelf als slachtoffer beschouwt."
Maar u trok wel samen op met die oorlogsmisdadigers. Hoe ga je met zulke mensen om?
"Zonder het Stockholmsyndroom te krijgen (lacht). Tja, als je zo lang in iemands leven duikt, ga je je op den duur wel in die persoon inleven. Zonder empathie kun je zo'n man als Assani niet beschrijven. Ik geef toe dat je na een tijdje een zekere souplesse krijgt in de omgang met dat soort mensen. Maar ik hield mezelf wel in de gaten hoor. Ik besefte wel met welke extreme mensen ik te maken had. Het is niet omdat ik in mijn boek geen oordeel vel, dat ik mij geen vragen stel bij wat er in Congo allemaal is gebeurd. Maar ik geef toe, deze keer ben ik wel erg ver gegaan. Tegelijkertijd wist ik zeer goed: als ik deze mensen in de gaten houd, kan ik iets over Congo vertellen wat waarschijnlijk nog nooit is verteld. Tijdens de voorbereiding van mijn boek las ik trouwens veel over de verschrikkingen die zich in het verleden in Europa hebben afgespeeld: de twee wereldoorlogen, Joegoslavië. Ook dat was een manier om afstand te nemen van mijn onderwerp. Congo heeft niet het monopolie van extreem geweld. Ook bij ons leven er veel Assani's: mensen die op een bepaald moment aan de andere kant van de morele grens terechtkomen, omdat ze door allerlei tegenstrijdige krachten voortgestuwd worden. Een aantal jaren geleden was ik in Sarajevo. Op een avond zag ik in een café vier stoere jongens zitten. Aan de andere kant van de tafel: vier meisjes met hoofddoek die braafjes hun milkshake aan het opdrinken waren. Een vriend van me vertelde dat die vier kerels aan het front hadden gezeten. 'Die hebben alles meegemaakt en hebben allerlei soorten vrouwen gehad. Maar nu willen ze een gewoon meisje met een hoofddoek.' Dat heb ik ook in Congo gezien. Militairen die jarenlang een extreem gewelddadig leven leidden en alle mogelijke vrouwen hadden gehad, gingen na de oorlog op zoek naar een traditioneel meisje met wie ze zo vlug mogelijk kinderen wilden. Wat ze zoeken is stabiliteit, zekerheid, een gewoon leven. Op een literair festival in Nederland kwam ik laatst een jonge schrijver tegen: een Zuid-Afrikaan van Indische afkomst die zich tot de islam had bekeerd. Die jongen had een prijs gewonnen, maar hij sprak nauwelijks. Hij droeg een sjaal met Arabische inscripties en zat voortdurend naar zijn iPod te luisteren. 's Ochtends bij het ontbijt ben ik tegenover hem gaan zitten en zijn we dan toch beginnen te praten. Een zeer intelligente jongen die een mooi boek had geschreven, maar voortdurend een zekere boosheid uitstralend. Ik ken dit zo goed uit de Arabische wereld: jongens die enorm slim en getalenteerd zijn, maar als je ze niet bijhoudt, glijden ze weg naar de verkeerde kant en dan worden ze kwaad op alles. Net als Assani."
Tussen 1997 en 2004 hebt u voor uw twee laatste boeken in totaal vier jaar in Congo gereisd. Bent u nog in staat om als een gewoon mens in Nederland te leven?
"Op bepaalde momenten was ik inderdaad weggedreven van het centrum van de wereld. Zelfs op het vlak van computers kon ik niet meer volgen. 'Lieve, gij zijt niet meer bij te praten', zeiden mijn vrienden. 'Gij zijt te ver weggeweest.' Verder was ik in 2004 echt wel toe aan een spoedcursus hedendaagse Europese en westerse geschiedenis. Ook Nederland was enorm veranderd. De hele discussie die na de moord op Theo van Gogh losbarstte. De schok die de Nederlandse samenleving te verwerken kreeg. De toenemende xenofobie ook. Intellectuelen die plotseling tekeergingen met harde woorden. Net als Congo was ook Nederland aan het wankelen gegaan. 'Lieve, je moest eens weten wat een chaos hier op het stadhuis is losgebarsten', vertelde een vriend van me die adviseur was van de Amsterdamse burgemeester Job Cohen. Ik moet bekennen dat ik de Van Goghdiscussie voor een deel aanschouwde met een Afrikaanse reflex. Als ik zie hoe Nederland er niet in slaagt om de moord op één man te verwerken, moet ik aan Rwanda denken. Daar kostte de haat tussen twee gemeenschappen het leven aan honderdduizenden mensen. En wij willen dat de Hutu's en de Tutsi's hun problemen op enkele jaren tijd oplossen, denk ik dan. Wat een pretentie! Hoe kun je van die mensen verlangen dat ze verdraagzaam zijn en maar vlug vrede stichten. In Nederland valt er één dode en heel het land staat op z'n kop. Onze westerse samenlevingen zijn even gevoelig voor geweld en haat als de Afrikaanse. Het humanisme waar wij zo trots op zijn is bijzonder broos."
Een maand geleden braken er in Kinshasa zware gevechten uit op het moment dat de uitslag van de presidentsverkiezingen bekend werd gemaakt. Hoe reageert de Europees-Congolese Lieve Joris op zo'n escalatie?
"Als er zoiets gebeurt, begint mijn gsm onmiddellijk te biepen. Voortdurend krijg ik dan telefoontjes en e-mails van vrienden die me op de hoogte willen houden en hun bezorgdheid willen delen. Ik zit dan de hele tijd te internetten en naar internationale radiostations te luisteren. Om toch maar te begrijpen wat er aan de hand is. Het probleem in Kinshasa is natuurlijk dat de twee presidentskandidaten en hun aanhang de gewoonte hebben om op elkaar te schieten. Want dat kunnen de Congolese leiders wel hé: schieten. Zelfs als ze nog maar denken dat er een gevaar is, grijpen ze naar de wapens. Sommige politici zijn ook erg bang voor wat er gaat gebeuren als ze niet winnen. Jean-Pierre Bemba riskeert bijvoorbeeld uitlevering aan het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dat verklaart waarom ze iets willen forceren. Daarin zijn ze door de jaren heen heel goed geworden: beslissingen forceren. Dat mechanisme proberen ze ook nu weer te gebruiken."
Enig idee hoe het nu verder moet met Congo?
"Weet je, eigenlijk zou ik honderd jaar willen slapen. En dan ontwaken om te zien hoe de Congolezen met al hun talenten uit de put zijn gekropen. Hoe ze dat zullen doen? Geen idee. Walter Zinzen schreef ooit dat geen enkel van de scenario's die ooit voor Congo werden uitgedacht, zijn uitgekomen. Het liep altijd weer anders in dat land. Heel wijze woorden vind ik dat."
Gelooft u in het verkiezingsproces dat momenteel aan de gang is?
"Ja, al heb ik ook mijn bedenkingen. Toen ik de laatste keer in Congo was, vertelde een oude pater me: 'Lieve, we zitten hier nog helemaal in de tijd van Leopold II. Alles staat in het teken van de handel in de Congolese bodemrijkdommen.' Die pater had gelijk. Het Westen probeert via democratisering stabiliteit te creëren. Het moet daar rustig zijn, zodat we handel kunnen drijven. Uiteindelijk is iedereen geïnteresseerd in de vraag: 'Wat kunnen wij daar verdienen?' Dat er in Congo ook nog een volk leeft dat snakt naar democratie, dat wil ademen, uitbetaald wil worden en een leven wil opbouwen, wordt nog te veel over het hoofd gezien. Congo wordt nog steeds behandeld als een wingewest. Met als gevolg dat ook heel wat Congolezen zich naar die situatie hebben geschikt. Ze nestelen zich in de rol van hulpbehoevende en dat is slechts heel langzaam aan het veranderen. Ook op dit moment worden ze verregaand geassisteerd: met ontwikkelingsprojecten, met vredestroepen, met technische bijstand voor het verkiezingsproces enzovoort. Het doet me denken aan mijn oude vader die op een bepaald moment zoveel verpleging om zich heen had dat iedereen vergeten was dat hij nog zelfstandig kon lopen. Maar op een dag was hij zijn poes kwijt, stond hij op en ging hij op zoek naar de poes. 'Onze pa staat in het midden van de kamer', riep iedereen, 'onze pa kan lopen.' 'Ja natuurlijk kan onze pa lopen', riep ik terug, 'maar hij moet wel de kans krijgen.' Hetzelfde is momenteel met Congo aan de hand. Veel Congolezen proberen graantjes mee te pikken van wat die hulpindustrie in het land pompt. Er moet een moment komen waarop de Congolezen zeggen: 'Oké, wij gaan het zelf doen.' En soms krijg ik de indruk dat dat moment aan het komen is. Ik zie mensen die niet langer wachten op het geld van een internationale ngo om een rijstveldje aan te maken. Mensen die zeggen: 'Ik begin er zelf aan.' Hetzelfde geldt voor een vriend van mij, Floribert, die verkoopdirecteur is bij een ijscobedrijf. Op een dag kreeg hij de opdracht om 500 mensen aan te werven. Binnen de kortste keren kwamen er allerlei mensen over de vloer die hem wilden omkopen: 'Als je mijn neef in dienst neemt, betaal ik je 200 dollar.' Mijn vriend vertelde me dat hij in korte tijd heel veel geld had kunnen verdienen. 'Maar', voegde hij er aan toe, 'dan had ik moeten samenwerken met 500 leeghoofden'. Dat zag hij niet zitten. 'Jij bent gek om dat geld te weigeren', kreeg hij voortdurend te horen, 'blijkbaar weet jij niet hoe de dingen hier in Kinshasa functioneren.' Maar nadat Floribert 500 bekwame mensen had aangeworven en de zaken goed begonnen te lopen, stapten er bewonderaars op hem af om hem te feliciteren. 'Jij zou parlementslid moeten worden. Ik zou onmiddellijk op jou stemmen.' Zulke verhalen overtuigen me dat de Congolezen uiteindelijk voor het goede zullen kiezen. Maar ze hebben zoveel slechte zaken gezien, en ze kennen zoveel mensen die rijk zijn geworden door het slechte te doen. De verleiding om mee te sjoemelen is enorm. Velen willen niet langer op het geluk wachten en nemen dan maar een binnenweg. Maar die binnenweg leidt al tientallen jaren nergens toe. Enkel de lange weg heeft toekomst."
'Onze westerse samenlevingen zijn even gevoelig voor geweld en haat als de Afrikaanse. Het humanisme waar wij zo trots op zijn is bijzonder broos'
Verberg tekst